Het heeft zijn naam niet mee, dit strand. Misschien heb je er nog nooit van gehoord, maar de Kaloot is in beperkte kringen redelijk bekend. Een mooie plek is het nochtans niet. Gelegen in een Zeeuws-Vlaams industriegebied annex haven (Sloehaven) en met een kerncentrale op steenworp afstand (Borssele) is het niet de meest aantrekkelijke plek om er met het gezin een strandvakantie door te brengen.
Zeeraket (Cakile maritima) op de Kaloot |
En toch troffen we er een schare typische dagjestoeristen aan, gelegen op strandhanddoeken of onder strandparasols. Maar dat is wellicht toch niet het publiek dat het strand het meest aandoet. Een typische bezoeker van de Kaloot ligt niet neer maar stapt bedachtzaam, ietsjes voorovergebogen, met de handen op de rug over het strand. Hij/zij schijnt niet geinteresseerd te zijn in de vele tankers en vrachtschepen die kort voor het strand passeren. Noch kijkt ie op naar de indrukwekkende stoomwolk uit de koeltoren of de sluis waar het koelwater uit gutst. En meestal draagt ie ook een zakje met zich mee.
Nee, de ogen zijn gericht op de vloedlijn. Net als op elk strand bestaat deze uit schelpen. Maar hier op de Kaloot zijn dat wel bijzondere schelpen - het zijn fossiele schelpen. Af en toe bukt de typische bezoeker zich en monstert dan zijn vondst. En hij kan kritisch zijn, want het strand is een echte schatkamer! Door alle grondverzet dat er in het Sloegebied gebeurde en door het steeds opnieuw uitdiepen van de vaargeul in de Schelde worden steeds nieuwe fossiele zandlagen verstoord en spoelen de fossiele schelpen aan. De Kaloot is daardoor een schijnbaar onuitputtelijke bron van plezier voor de fossielenjager.
Er is heel wat om te doen geweest, om dit strand. Want het is al bedreigd geworden door uitbreidingsplannen van de Sloehaven. Een comité zette zich toen in voor het behoud en als ik het goed begrijp bezit de Kaloot sindsdien een soort van beschermingsstatuut, dank zij een rechterlijke uitspraak.
We gingen er voor 't eerst naar toe eind augustus. En we deden heel wat mooie vondsten.
Allereerst waren er veel tapijtschelpen te vinden. Terwijl ik aan onze kust meestal de Gewone tapijtschelp aantref, vindt men hier als fossiel de Grijze tapijtschelp (Venerupsis senescens).
Venerupsis senescens (Grijze tapijtschelp) |
Er waren fragmenten van een grote en dikschalige soort fossiele verwant van de Noordkromp: Pygocardia rustica rustica.
fragmenten van Pygocardia rustica rustica |
Verder was ik heel hebberig wat Astartes betreft. Om levende astartes (o.a. Kastanjeschelp) aan te treffen moet je al naar het noorden. Maar hier liggen verschillende soorten voor het rapen. Vermits ik ze niet op het oog herken, nam ik er voldoende van mee.
Laevastarte sp. |
Thuis determineerde ik ze met dit werk: "De fossiele schelpen van de Nederlandse kust". Dat had ik gekocht omdat ik nergens in de gewone schelpengidsen al deze fossiele schelpen terugvond.
Blijkbaar vond ik vooral Laevastarte bipartita, maar ook Laevastarte basteroti, Laevastarte ovacostata, Laevastarte omali omali en Astarte incerta. Tsja - ze bezitten geen Nederlandse naam.
<^ Laevastarte ovacostata, >^ Astarte incerta, < Laevastarte basteroti en > Laevastarte omali omali |
Verder één gebroken exemplaar van een Noordse cirkelschelpje (Lucinoma borealis)
Lucinoma borealis (Noordse cirkelschelp) |
En twee soorten fossiele Marmerschelpen: Glycemeris variabilis, maar wellicht ook de dunschaliger Glycemeris obovata. Ik vind G. variabilis de mooiste - met die knappe ribbels op het slot.
slot van Glycemeris variabilis |
Glycemeris variabilis |
Glycemeris obovata ringelei |
Er waren veel fragmenten van Mantelschelpen. Ik vrees dat het veel geluk vergt om van deze breekbare schelpen volledige kleppen aan te treffen. Voor zover ik het kan uitmaken, vond ik stukken van Pecten complanatus, Wijde kamschelp (Aquipecten opercularis) en wellicht een stukje van Mimachlamys angelonii.
Pecten complanatus |
Aquipecten opercularis (Wijde mantel) |
Eerst was ik niet zeker wat dit nu eigenlijk was toen ik het vond. Maar achteraf blij dat ik het niet heb laten liggen. Het is een fossiele oestersoort met een hele dikke bleekbruine schelp: Pycnodonte navicularis.
Pycnodonte navicularis |
En ik sprong een gat in de lucht toen ik deze vond: een redelijk gave Walshoren (Scaphella Lamberti). Het is geen tweekleppige, zoals de voorgaande fossielen, maar een slakkesoort. Ik vind de ribbelstructuur op de binnenkant van de windingen prachtig. Meestal is het alleen die centrale spil die je terugvindt op het strand en zijn de breekbaarder windingen er al afgebroken.
Scaphella lamberti (Walshoren) |
Er kwamen tenslotte nog twee fossiele penhorens in mijn vondstenzakje terecht: Turritella incrassata heeft in vergelijking met de hedendaags aan onze kust levende Gewone penhoren (Turritella communis) een sierlijker horen door de hogere ribbels op de windingen.
< Turritella communis (Gewone penhoren) en > de fossiele Turritella incrassata |
Je ziet, even op fossielenjacht op de Kaloot levert heel wat op. De volgende keer gaan we wat meer in het fijne gruis zoeken, want daar moeten ook heel kleine fossiele schelpjes te vinden zijn, naast de bekende haaien- en roggentandjes.
Haaien- en roggetandjes van de Kaloot |